Daar was laatst een meisje loos

Daar was laatst een meisje loos

Nadat ik op een vrijdagochtend ternauwernood een aanslag met een scootmobiel heb overleefd in het Huis van de Wijk aan de Ericaweg, wil ik meer weten over de vrolijke oudere dame die schaterlachend haar weg vervolgt richting de schildersclub. Nadat ze me heeft laten zien dat ze per ongeluk vergeten is het “haasje” om te zetten naar de “schildpad” op het display, blijkt de wegpiraat Karin van Koesveld te zijn en vertelt ze ons een fascinerend verhaal over haar leven en hoe ze in Venlo Oost is verzeild.

Op 30 mei 1937 werd Karin Groet als zondagskind in Schiedam geboren en groeit ze op als enig meisje in het gezin van een onderwijzer aan de openbare armenschool. Ze vermoedt dat haar moeder zo geschrokken is van haar geboorte dat pas zes jaar later broer Sicco en twee jaar daarna broer Eric op de wereld kwamen. Haar vader maakt carrière in het onderwijs en daardoor verhuist het gezin, dat de oorlog in Zeeland overleeft, regelmatig naar allerlei uithoeken in het westen van Nederland. Karin maakt in Middelburg de watersnoodramp mee. Uiteindelijk wordt vader hoofd van de spraakgebrekkige school in Amsterdam Zuid. Karin vind haar jeugd in de hoofdstad geweldig. De swingende zestiger jaren heeft ze volop mee beleefd. Haar ogen twinkelen nog altijd bij de herinnering daaraan. Na haar studie werkt ze op hoofdkantoor van de Nationale Handelsbank, later overgenomen door ABN AMRO. Haar Indische hartsvriendin Sjane, werkt daar ook en samen ondernemen de dames vakantiereizen met de trein naar zuid Frankrijk en daar wordt het badpak van thuis vervangen door een eerste bikini. Passen, op de markt, kan achterin een vrachtwagen, wat voor veel hilariteit zorgt. Het bezorgt haar nu nog een parelende schaterlach.

In Amsterdam brengt Karin veel tijd door in het gastvrije Indische gezin van haar vriendin, maar woont wel nog thuis bij haar ouders. Na vijf jaar stapt ze over van de bank naar het Verenigd Cargadoors Kantoor, aan de Prins Hendrik kade, waar ze receptioniste is en ook de brieven van de walkapitein tikt. Bart van Koesveld die werkloze zeelui aan een baan helpt is de enige kerel, in die mannenwereld, die aardig was aan de telefoon. Heel andere ervaring doet ze op met de andere gasten die ze aan lijn krijgt. Ze is zo mager als een lat maar als de mannen vragen hoe ze eruit ziet, is haar standaard antwoord: “Ken je Marilyn Monroe? Nou zo zie ik er ook uit”. Ze proest het uit bij de herinneringen. Bart komt ooit eens op kantoor als hij bemiddelt in een kwestie met een kapitein op een van de schepen van het kantoor. Er is meteen een klik tussen Karin en Bart, maar dat moet verborgen blijven voor haar chef. Andere tijden, want getrouwde vrouwen werken niet buiten de deur maar horen thuis te blijven de kinderen te verzorgen.. Het lekt toch uit dat ze bevriend zijn en dus moet Karin naar kantoor Schiphol vertrekken, want daar regelt haar werkgever het speciale luchtvervoer van dieren etc. Men denkt dat de relatie hierdoor wel zal stranden, want men wil de vrolijke medewerkster niet kwijt. Op Schiphol is het hard werken maar wel heel erg leuk. Het inklaren van de vrachten voor Artis zorgt er voor dat giraffen, roofdieren en apen ook af en toe door Karin gevoerd worden. Uiteraard blijven de tortelduiven met elkaar in contact. Eind 1962 vroeg Bart haar: “wat doe je als ik ga varen? Ga je dan met mij mee? “ Spontaan antwoord! “Ja natuurlijk” 

Daar was laatst een meisje loos
Die wou gaan varen, die wou gaan varen
Daar was laatst een meisje loos
Die wou gaan varen als lichtmatroos.

Zij nam dienst voor zeven jaar
Omdat zij vreesde, omdat zij vreesde
Zij nam dienst voor zeven jaar
Omdat zij vreesde geen enkel gevaar

Ervaring op zee had ze opgedaan in haar jeugd, als negenjarige, met haar vader mee vanuit Brouwershaven met de garnalenvissers als het even kan. De vangst word meteen gekookt aan boord en Karin vist de te kleine vissen en garnalen eruit. “Al stond de boot op zijn kop, zeeziek ben ik nooit geweest.” Pa ging altijd met een emmer vol bijvangst als beloning van boord.

Als Bart haar vraagt om mee te gaan, worden wel haar ouders geïnformeerd, haar werkgever krijgt de avond voor het vertrek per telefoon te horen dat ze niet meer komt. Aan boord heeft Karin geen officiële rol, maar staat wel op een speciale monsterrol. De eerste keer gaat ze met de trein naar Genua en daarna in een taxi naar de haven. De chauffeur denkt haar te slim af te zijn door de via allerlei omwegen de taximeter flink op te laten lopen. Nadat ze haar zware plunjebaal uit de kofferbak pakt, betaalt ze precies afgepast het normale tarief voor de rit. De taxichauffeur gaat flink tekeer maar Karin, die Italiaans heeft geleerd, laat zich niet intimideren en vloekt hem net zo hard stijf, daar onder op de kade. Terwijl veel havenarbeiders, de altijd aanwezige oude mannetjes en de havenmeester van bovenaf over de kademuur belangstellend kijken  hoe dit gaat aflopen.

Karin krijgt applaus en daarop verdwijnt de chauffeur met zijn staart tussen de benen.

De havenmeester zegt dat het schip waar Karin aan boord wil gaan, niet meer gelost wordt die avond. Ze weet een klein pension te vinden om te slapen.

Bracht haar kist en koffer aan boord
Zoals ’t een brave, zoals ’t een brave
Bracht haar kist en koffer aan boord
Zoals ’t een brave matroos behoort

De volgende dag gaat het samen met kapitein Bart verder per boot naar Bengazi in Libië. De kustvaarder waar Karin op verblijft, komt na een halfjaar weer eens in Nederland. Aan boord doet ze de administratie van de kapitein om zich nuttig te maken want zelfs het koken en schoonmaken wordt door het personeel aan boord gedaan. Ze heeft in de tien jaar dat ze op zee is , heel veel meegemaakt en vrijwel elke beduidende havenstad in de Middellandse zee en langs de Atlantische kust van Noord Afrika en Europa gezien.  Zelfs helemaal landinwaarts in Nigeria worden hachelijke avonturen beleefd.

Eer het weder Pinkster is
Wordt zij het bruidje, wordt zij het bruidje
Eer het weder Pinkster is
Wordt zij het bruidje dat is gewis

In 1966 wordt zoon Bart junior in Amsterdam geboren. Daarna weer varen totdat zoonlief leerplichtig wordt in 1972. Dus in Den Haag intrekken bij haar schoonmoeder, waarmee ze het uitstekend kan vinden. Manlief zit inmiddels als kapitein op een boot in het Caribisch gebied, die met bauxiet pendelt tussen Jamaica, Honduras, Houston, New Orleans en Tampa. Als hij als kapitein weigert om zich in te laten met drugssmokkel, wordt hij op het vliegtuig gezet naar Schiphol. Hij meldt zich bij de sociale dienst om een uitkering aan te vragen en kan, tot zijn eigen verbazing, meteen beginnen bij de buitendienst van het GAK. Daar voelt de ex-kapitein zich als een vis in het water en blijft hij tot aan zijn pensioen. Ook Karin gaat weer werken als administratieve kracht bij een drukkerij in Den Haag. Na een overname wordt haar aangeboden om mee te verhuizen naar Amsterdam maar dat wil ze niet. Bij het ministerie van Sociale Zaken, afdeling Stoomwezen zoeken ze een senior kracht als hoofd inkoop en daar heeft ze uiteindelijk gewerkt tot ze in 1994 met pensioen gaat.

De wilde jaren van varen en buitenlandse avonturen zijn dus voorbij. Alhoewel! Vakanties op de motor met zijspan in heel NL met Bart Senior en Junior en alle koffers, zijn bij weer en wind ook nogal spannend en zorgen voor vreemde blikken op de slaapplaatsen onderweg. Uiteindelijk komt het varen toch weer in beeld en wordt er een plezierjachtje gekocht dat in Kortenhoef ligt. In ‘97 moet het jacht weg want vanwege rugklachten lukt het Bart niet meer het intensieve schuren en schilderen zelf te doen . Toch blijft het water trekken en zijn er, als passagier, riviercruises langs de Rijn.

Nadat Bart senior in 2000 overlijdt, blijft Karin nog een paar jaar in Den Haag om uiteindelijk in de buurt van haar zoon in Venlo te gaan wonen, als daar een passende woning beschikbaar komt. Het bevalt haar prima als “Hollandse tante” in Limburg. Het tempo ligt lager, de mensen zijn vriendelijker en nemen de tijd voor een praatje. Vasteloavend is een brug te ver voor haarzelf, maar ze geniet van jong en oud als die zich vanuit haar buurt geschminkt en verkleed, langs haar raam richting het feestgedruis in het centrum begeven. Ze heeft ook in Venlo een grote vriendenkring en is als het even kan op vrijdagochtend creatief bezig in de schildersclub op de Ericaweg. Zo ook op de dag van onze onstuimige kennismaking. Haar gevatheid en humor zorgen ervoor dat het vaak een vrolijke boel wordt en haar schaterlach is vaak er bovenuit te horen. Het loze meisje dat plotseling ging varen heeft, net zoals in het liedje, dat wij allemaal op de lagere school gezongen hebben, haar kapitein getrouwd en is nu na veel spannende omzwervingen helemaal thuis in Ons Venlo Oost.

Geschreven door Geert van Beers